Matteüs 1, v. 18b-24
Maria en Jozef
Toen zijn moeder Maria verloofd was met Jozef, bleek zij, voordat ze gingen samenwonen, zwanger van de heilige Geest. Omdat Jozef, haar man, rechtschapen was en haar niet in opspraak wilde brengen, dacht hij er over in stilte van haar te scheiden.
Terwijl hij dit overwoog, verscheen hem in een droom een engel van de Heer die tot hem sprak: Jozef , zoon van David, weest niet bevreesd, Maria, uw vrouw, tot u te nemen; het kind in haar schoot is van de heilige Geest. Zij zal een zoon ter wereld brengen die gij Jezus moet noemen, want hij zal zijn volk redden uit hun zonden.
Dit alles is geschied opdat vervuld zou worden wat de Heer gesproken heeft door de profeet, die zegt: Zie de maagd zal zwanger worden en een Zoon ter wereld brengen en menzal hem de naam Immanuël geven.
Dat is in vertaling: God met ons.
Ontwaakt uit de slaap deed Jozef zoals de engel van de Heer hem bevolen had en nam zijn vrouw tot zich.
De boodschap van Godswege laat Jozef erop vertrouwen dat hij bij Maria moet blijven. Hierdoor vindt in Maria en Jozef Gods heilsplan van de menswording van Christus plaats. Maria en Jozef verlaten zich op Gods aanwezigheid op wie zij ten volle vertrouwen dat datgene gebeurt wat is voorzegd.