De 10 oudste mirakelen
Mirakel 1
8 november 1382
Godschalk Redegis, geboren te “Besoude” en woonachtig in Lijfland, voer uit met een nieuw schip en in totaal vierenveertig bemanningsleden en met een lading pelswerk, toen een storm hen van 2 tot 4 oktober in moeilijkheden bracht. Dankzij Maria van ‘s-Hertogenbosch , die zij in nood aanriepen, kwamen zij behouden aan te Wismar. Godschalk volbracht na vijf weken zijn bedevaart’, daartoe door de bemanning door het lot aangewezen. Hij ontving van de kapelaan van de St. Janskerk een bewijs dat hij de bedevaart volbracht en offerde goud en zilver.
”Inden jaer ons Heren MCCC en LXXXII 8 daghe in november is comen tot Tshertogenbosche Goetscals Redeghis, geboren van Besoude, wonende in Lieflant, ende heet wael bewaerheit voer her Arnt vanden Hout, cappellaen ende canonic ten Bossche, her Tielman van Mulsen, Franc van Ghestel, Goedevaert Sceyvel, kercmeester ten Bosche, Andrie van Uden ende Rover van Lit en vele gueder lude. Dese voerghescreven Goetscalc quam uyt Lieflant en enen nuwen cogghe met hore 44 en hadden geladen bontwerke en was goed van ghewichte, ende doe si quamen op dier zee, doe quan soe groter onweder van wijnt ende van reghen en van duusteren nevel ende waren in roter noet. En dit onweder was op enen donredach ende duerde vridacht en enen zaterdag op Sente Franciscusdacht en waren vervult van water binnen des sces boert anderhalfs mans laghede dijp. Endi si waren in dien scepe, die zommicht 40 jaer en zommich 50 jaer ter zee gevaren hadden, en segheden dat si noyt in soe groter noet en quamen. En doe soe quam hem allen in den sin van den mirakelen, die ons Vrouw soe menich in des Hertoghenbosch doet en soe menighen bedroefde mensche vertroest heeft. En si riepen allegader om genade ende om troest aen Onser Vrouwen van Tsertoghenbosche, dat si hem allen helpen ende vertroesten moest uyt deser groter noet, en si wouden allegader haer offerande seynden met enen man, daert lot op viel van dien 44. Ende si gaven dat lot. Daert op viel, die soude draghen hoere alre offerande tot Onser Vrouwen tot Tsheroghenbosche. Ende dit lot viele op Goetscale voers. Ende dit lot enaert alsoe baude niet geworpen, Got ende Ons Vrouwe en verleende hem allengader een scoen claer licht, stil weder en goeden wijnt. Ende si loveden ende dancten allegader Goede ende Onser Vrouwen van Tshertoghenbosche, dagt si waren vertroest uyt der groter noet. En si quamen aen der Wissemer in Oestland en dair gaven si desen Goetscale voers. op den lande hoere alre offerande, gout ende silver. Ende hij en ruste noch en merde niet, hi en had die bedevaert gedaen.
En hij is comen op den voert, dacht Tshertoghenbosche voer den beelde Marien ende heet sijn bdevaert gedaen ende offerande voer alle sijn gesellen ende heeft brief ontfaen, van den cappellaen voers., dat hij sijn bedevaert en offerande gedaen heeft voer alle sijn gesellen ende hij was ten Bosche op denslve dacht voers. , dat 5 weken was, dat si loetten ende offerande gelovede, ende hi heet Gode gedanct en Marien, sijnre gebenedider Moeder, van der groter gracien en genaden, die si aen hem allen betoent ende bewijst hebben”.
Mirakel 2
12 november 1382
Jan die Vleminc, woonachtig te Dordrecht in het huis genaamd de Drie Koningen, droogscheerder van beroep, kreeg in de maand mei een balk op zijn linkerbeen, waardoor hij zwaar gewond werd. Acht open wonden noodzaakten eigenlijk een amputatie, maar dank zij Maria van ‘s-Hertogenbosch, die hij aanriep, genas hij na ongeveer vijf maanden. Hij volbracht zijn bedevaart en offerde een been van was.
”In t jaer ons Heren MCCCLXXXII 12 daghe in november is comen tot Tsertoghenbosche Jan die Vleminc, die drogheserre, woneden tot Dorderecht bij die Drie coninghen, ende hevel wael bewarijt voer her Gherijt die Wilde, persoen van Roesmalen, canonic van Den Bossche, Vranc van Gestel, Godevart Sceyvel, kercmeesteren ten Bossche, Arnt, van Nouden, Rover Boest, Rover van Lit, Jan Boyt, Mercelis vanden Werveende anders voel goeder luede, wolc Jan voers. viel een planc op sijn lofterbeen inden mey naestvoelleden, wolc plancke daeen alsoe quetste, dat hy in groeter pinen was. Ende hij onboet meesters tot hem; die meesterdem hem, mer dat en batte hem niet, want wat sy meesterden, het waert vast quader, alsoe dat tot dier zuycke quamen 8 lopende gate aen dat sieke been. Ende die lude, diet saghen, segheden hem, dat dat been verderven soude, dat ment af moest saghen. Hy en soechter anderen raet ende in deser pinen wa hy wael by 5 maenden. Doe wart hy doe denckeden op die mirakel, die Onse Vrouwe dede tot Tsertoghenbossche, ende ghelovede sijn bedevart tot Onser Vrouwen voers. ende gelovede een wessen been te offeren ende liet alle meesteri varen, ende doe henas dat been tericht ende wart ghesont. Ende hij is comen tot Tsertoghenbossche voer Onser-Vrouwenbeeld voers. ende hevet sijn oferande ghedaen, gelijk als hy gelovet had, ende hevet Gode gedanct ende sinre ghebenedider Moeder vander gracien ende ghenaden, die hem ghesciet is.”
Mirakel 3
12 november 1382
Jan uten Winkelen, woonachtig te Montfoort, kleermaker van beroep, leed al dertig jaar aan een ziekte aan zijn geslachtsorgaan, waarvan de laatste twintig jaar in ernstige mate. In augustus wilde men het laatste sacrament geven, doch dank zij Maria van ‘s-Hertogenbosch, die hij aanriep, genas hij. Hij volbracht zijn bedevaart en offerde een half pont was in de vorm van een scrotum.
“In denselven jaer upten selven dach is comen tot Tsertoghenbossche Jan uten Winkelen, snyder, woneden, Momforde bij Uterecht, ende hevet wael bewarij voer her Gherijt Groy, persoen van n van Steyn ende canonic ten Bossche, Johannes Beerwout, Rover van Lit, Merceliks vanden /werve, Jan van Oyen, ende anders voel goeder lude. Wolc Jan voers. had een ziecheyt aen sijn scemelheyt ende die sis wael 30 jaer, dat die zuecte begost, ende meer dan 20 jaer heeft hem sijn een cul alsoe groet gheweest als een swaneneye ende meerre, ende had daer groet pinde aen ende groet scaemde, ende (wart) nu in die oeste voerledenalsoe ziecke, datmen hem dat Sakerment gheven moest. Ende wart denkeden up die mirakel, die Onse Vrouw dede tot Tsertogenbossche, alsoe dat hi sijn bedevart daer ghelovede ende riep Onser Vrouwen alleweghen, oft mogheleken weer, dat sy hem moest vertroesten, ende gelovede te brenghen enen cloet van enen halve pont was. Alsoe dat hij aldegher Quijt waert ende ghenas daeraf van ier zuyckte. Ende is comen tot der voers. stat van Tsertoghenbossche voer Onser Vrouwenbeelt ende heeft zin offerande ghedaen ende heeft Gode ghedanckt ende sinre ghebenedider Moeder vander Gracien ende genaden, die hem ghesciet is.
Mirakel 4
13 november 1382
Jacob, een kind van anderhalf jaar oud, zoon van wijlen Jacob Meyers en van Margriet, leed aan vallende ziekte. Zes weken geleden beloofde zijn moeder een bedevaart tot Maria van ‘s-Hertogenbosch en dank zij haar was het kind vanaf dat moment genezen. Met haar kind volbracht Margriet de bedevaart en offerde het gewicht van Jacob in wijn en weit.
“In den jaer ons Heren MCCCLXXXII 13 daghe in nvember is comen Margariet, Jacob Meyers wijf was, ende heeft bracht een kind van anderhalve jaer ende dat kint heyt Jacob. Ende heeft bewarijt voer her Peter Lebbens, canonic ten Bossche, Back van Dijssel, Rover van Lit, Godevaert Croy ende anders voel gueder lude. Woelc Jacob voers. zieke was vanden valleden we, dat men heyt sunte cornelijonghemac. Doe gelovede des kints moeder diet voers. kint tot Onser Vrouwen ten Bosche doent de weghen met win ende met weyt, updat Ons Vrouwe hoer kind vertroesten most, want sy soe menighen droeven mensche vertroest hadde. Ende des was meer dan 6 weken leden, dat sy die bedevart ghelovede. Ende alsoe vroch alsy die bedevart ghelovet had, doe ghenas dat kint aldegher ende is ghesont bleven. Ende sy is comen totter voers. stat tot Tsertohenbossche voer OnserVrouwenbeelt voers. ende heeft hoer bedevart met hoeren kinde ghedaen ghelijk als sy ghelovet had, ende heeft Gode ghedanket ende sinre ghebenedider Moeder vander gracien ende genaden, die haer ghesciet is.”
Mirakel 5
15 november 1382
Godevaert Croys, geboren te Etten bij Breda, wolwever van beroep, dronk samen met Arnttke van Brusel een glas in een taverne te Reimerswaal. Er ontstaat ruzie tussen hen, Godevaart trok het mes en werd gevangen gezet gedurende een maand en drie dagen wegens verwonding van Arntke. Dan zij Maria van ‘s-Hertogenbosch, die hem in slaap verscheen, werd hij van zijn boeien bevrijd, bleek de gevangenis open en de valbrug neergelaten. De wachthonden sliepen en een bemand veerbootje lag gereed. Gehuld in linne kleren volbracht hij zijn bedevaart en offerde een zilveren munt.
“Inden jaer ons Heren MCCCLXXXII 15 daghe in november is comen tot Tsertoghenbossche voer Onser-Vrouwenbeelt Goedevaert Croys, die wullenwever, gheboren van Ettem bij Breda. Ende dese voers. Godevaert ende sat en wracht der coelen bij Romerswael by enen ghesel, die gheheyten was Arntken van Brusel. Ende dair saten sy en droncken in een taverne, also dat theviel, dt Arntken gaf desen voers. Goedvaert enen slach met eenre vusten onverdient. Doe toech dese Goedevaert een messe ende Queste Arntken voers. Des wart hy slees ghevanghen ende waert gheleet in eenen kerkel ende gheset in enen stoc ende waert hem enen yseren boute op sijn scene gheleghen. Doe hij daer gheseten had een ament ende 3 daghe, doe waert hij denckeden op die mirakel, die Ons Vrouwe tot Tsertoghenbossche dede, also dat hy aenriep Onser Vrouwe voers. dat sy hem helpen moest ende vertroesten; hij soudse versueckenin een paer lijnderde cleder ende offeren hoer een zilveren pennich. Mettien so wwaert hij ontslapen, ende doe hij lach ende sliep, doe quan hem Onse Vrouwe van hemlrike te voerenin sinen slape ende segede: “Stant up ende ganc enwech, du bist verloest””. Doe ontspranc hy ende vant den stoc up; ende den yseren boute, die up sijn scenen lach, die was afghegaen. Ende hy stond up ende toch sijn been na hem ; ende dit ghesciede des donredaghes in die morghenstond. Doe moest hij 10 trappen hoghe upclymmen ende vant die valdoer openstaen ende ghin daerute. Ende doe ghinc hy weder neder die trappe ende vant nochtan twe doren openstaen, die tevoren toestonden, ende ghinc voert totter valbrugghe ende vant die valbrugghe neder. Ende voertghinc hy noch tot eenre doer; daer lach 2 bantrode, voer ende laghen ensliepen ende lieten ghaen, DEnde voert doe hy uten toren quam, doe vant hy nochtan tw veer ouver te varen ende die vant hy beyde ghereet ende sy voerden om Godeswillen ouver.
Ende dese voers. punten heeft hy alwael bewarijt voer hether Peter Lebbens, canonic van Den Bossche, Lauwerens Boyen, Rover van Lit, Jan van Gael, Jan van Berse, Johannes Luken, Gijbken vanden Leempoel, Johannes van Loet, Mercelijs vanden Werve ende anders voel gueder lude, dat alles dese voers. punten aldus ghesciet sijn. Des is hij comen inder voers. stat tot Tsertoghenbossche voerden voearien ende heeft sijn offerande ghedaen, ghelijc als hij gelovet had, ende heeft Gode gedancket ende sinre ghebenedider Moeder vander KGracien ende genaden, die hem ghesciet is. Ende dit heef thy oev gheswoeren ten Heyligen, airbi waeren her Art vanden Hout, her Tielman van Mlsen, canonic der kercken van Tsetoghenbossche voirs., Vranc van Ghestel, Goedevart Sceyvel, art Berwout ende Adaem van Mierde. Ende dat dit aldus geschiede op donderdach lestwerfleden.”
Mirakel 6
18 november 1382
Herman van den Dorne, woonachtig te Gouda, kreeg in begin september plotseling een ontstoken voet. Ondanks hulp van dokters verslechterde de situatie zodanig, dat een beenamputatie noodzakelijk leek. Dankzij Maria van ‘s-Hertogenbosch die hij aanriep genas hij snel. Hij volbracht zijn bedevaart en bracht zijn krukken mee. Hij offerde een been in was.
“Inden jaer ons Heren MCCC ende LXXXII 18 daghe in november is comen in Tsertoghenbosche Herman vanden Dorne, woneden ter Gouwe, ende segede, dat meer dan 10 weken leden is, dat hy ghesont te bedde ginc ende dies snachts soe rees hem een blader aensinenvoete ende die brac ruekeloes, dat hij irst en gheen rueke ende sloech, ende daer waert hem die voete heffende ende swelleden, dat hy daeraen in groter pinen was. Ende had meesters daerouver; ende wat sy meersterde, het war vas quader ende die voet ontstac hem met den quaden vure, alsoe dat hem die meester liet bewerden. Ende doe quam een vrouwe tot hem, die yesche 3 aude scilde, dat sy hem daertoe soech. Doch dede sy om God alsoevele, dat sy hem een stucke ute dien verborden vleesche sneet. Ende men seghede, men soude hem die been af moeten saghen. Doe wart hy denckede op ons Vrouwe Tot Sertoghenbossche, dat sy meneghen droeven mensche vertroest, ende hy riep se aen, dat sy hem vertroesten moest; hij soudse versueken met enen wessen been ende met sinre offerande. Ende asloe vroech als hy syn bedevart gelovet had, soe ghevoelde hy bate ende begost op cruckente gaen ende liet alle meesteri ghewerden, ende gelovede aen Onser Vrouwen ende hy is ghesont ende wael ghenesen. -hy syn bedevart gelovet hat, soe ghevoelde hy bate ende begost op crucken te gaen ende liet alle meesteri ghewerden, ende gelovede aen Onser Vrouwen ende hy is ghesont ende wael ghenesen. – hy syn bedevart gelovet had, soe ghevoelde hy bate ende begost op crucken te gaen ende liet alle meesteri ghewerden, ende gelovede aen Onser Vrouwen ende hy is ghesont ende wael ghenesen.
Des is hy comen tot Tsertoghenbossche voer Onser-Vrouwenbeelt ende heeft sijn offerande gedaen ende heeft een wessen been gheoffert ende heeft sijn crucken op sinen hals ghebrach. Ende heeft Gode ghedancket ende sinre ghebenedider Moeder vander gracien ende genaden, die hem ghesciet. Ende dyt heeft hy wel bewarijt met sinen eden voer Vrancken van Gestel, Goedevart Sceyvel, kercmeesters ten Bossche, Laurens Boyen, Rover van Lit, Pauwels die Becker, Johannes Lukens, Arnt Tijskens, Mercelijs vanden Werve ende anders voelt gueder eersammer lude, dat alle dese voers. punten aldus ghesciet sijn.Ende voertaen meent hy bieder genaden Gods allen jaer Ons Vrouwe verzueken tot Tsertoghenbossche voers., want sy hem soe vriendeleken vertroest hevet.”
Mirakel 7
19 december 1382
Willem Scriver, woonachtig te Kampen, was in 1365 op weg van Aken naar Roermond, toen hij ziek werd aan zijn hoofd en doof. Hij beloofde op aanraden van een biechtvader een bedevaart te zullen doen naar de Drie Koningen te Keulen, maar liet na de belofte te vervullen. Sinds hij vernomen had dat het beeld van Maria in de St. Janskerk te ‘s-Hertogenbosch, was geplaatst, bad hij vaak tot haar. ’s Nachts voor Allerheiligen 1382 werd hij in zijn slaap aangespoord, zijn belofte te vervullen , maar hij liet de bedevaart achterwege. Hij vroeg menigeen raad, maar werd tenslotte op 8 december in zijn slaap door Maria zelf aangespoord, de bedevaart naar haar te ‘s-Hertogenbosch te houden. Dank zij Maria genas hij van zijn ziekte en maakte met vijftig buren, die ieder een kaars meebrachten, de bedevaart en offerde zelf dertien pond was. Maria had hem in zijn slaap ook opgedragen de laatste vijf wonderen, te ‘s-Hertogenbosch geschied in honderd kerken in de omgeving van ‘s-Hertogenbosch bekend te maken en daar telkens een kaars te offeren.
“Het gheviel indenjaer ons Heren, als men screef dusent drie hondert ende LXV dat ic, Willem Scriver van Campen,was tot Aken en soude mit minen buren varen thot huus van Roermunde tot Moudicke,. Daer waert ic siec inden scepe ende die sijke sloech mi voer die oren, dat ic mit alle niet en hoerde, doen ic thuys quam. Des soe quan ic tot enen goeden man te biechte, die biwisede mi, dat ic loven soude, den Heiligen Drien Coningen toe Kolen toe bringen ende toe bidden 13 pont was. Ende dat gelovedic op den voet, alsoe dat mi God halp opter steden, ende die reyse ende diebedevaert heb ik vorleden ende achterhgelaten tot deser tijt toe.
Ende heb seder der tijt, dat Onse Lieve Vrouwe toe staen quan in Sente Johanscapelle, hor dicken ende menich becort ende gebedenom helpenvan mijnre ungesunden [die ic int] hoeft gehat hebbe. Ende ic dicken alsoe onvordich geweest heb in mi selver , dat ic seide tot Maria: “Ghi helpt alle dengene, die an u roepen genade, worom en helpti mi niet?” Alse ic lach mit desen peinse op Allehiligennacht, die nu lestwarf was vorleden, alse men screef MCCCLXXXII, soe docht mi, dat ic hoerde roepen een stemme driewerf: “Stant op, Willem, ende ganc daer du geloefs heeft”. Ende ic stont (up) ende cofte van mijn selves gelde 13 pont was ende bistont darmede te bidden. Ende soe ginct mi soe qualic mede te handen, dat ic daer soe onvordich in waert ende [… liet] die bede bistaen op die tijt ende ginc tot minen pape toe rade, die mi toe seide:haddict gelovet te bidden, soe moestict bidden: geloeft maect sculde. Ic quam tot enen anderen,de mi toe zeide: want ic qulic conste der beden ginge veel inden sac, dat ic die bedevaert dade vanden minen. Indeser wisen quam ic tot enen minrebroeder, die mi toe seide: hi riet mi op sijn hogeste, dat ic mine bedevaert dade als ic se geleoft had.
In desen saken lach ic in enen gepeinse op Onservrouwenmacht, die was in desen vorscreven jaer ons Heren ende gheten is Concepsio Sancte Marie. Onvermdis desen gepeinse soe waert ic ontslapen [ende ic waert] gewect ende hoerde namelike dat mi een toe sprake,die had in sijn hant enen groeten [ . . . . ] daer ic [inne] sach: “Dune machts mit desen wasse gene bedevaert doen, want du heefs gecoft mit dinen gelt. Ganc endebid sonder was in die ere Marien der Moeder Goed van Sente Johanscapelle, ende ic geve [di te] waerteken die ongesundicheit dijns hovets quijt te wesene”. [Dats} te vorstaen, dat mi Maria die Moeder Gods vorloest heft van enen groten winde, die ic int hovet hadde, dat mi docht, dat alle die winde voer mijn oren wayeden, de vanden hemel wayen mochten, die mi dicken also bange riden, dat ic wilde dat ic des quijt geweest hadde ende ik nemmermeer wordt gehort en hadde. “Ende om dattu soe lange gebeidt heefs ende di hirin vorsumet heeft mit dsen saken, soe willic vandi hebben dattu dit mirakel ende vijf de beste leste mirakel, die gesciet sint bider genden mijns leven kinderen, sult toenen ende orconcden tot hondert kerken, die naest Den Bossce gelegen sint. Ende tot elker kerken saltu een waslicht setten voor mijn gebeelde ende men saldi dijn nodorfte vorlenen biden wege om minen wille, ende hijrmede saltu dijn bedevaert afleggen. Ende asltuse gedaen heves, heeft men di meer gegeven dan du vorteert heves, datsaltu mi brengen. Ende doestu dit getruwelijken, di sal graci endegenade ghescien van dinen gebreke, die nu andie blijft”.
Vort so is Willem vorscren ghecomen mit sinen bueren op den vridcht vor Kerstdaghe nae datum des briefs ende heft sijn offerande ghedaen ende Gode ghedanckt ender Moeder Godes van Sente-Johanscapellen vander ghenaden, die hem ghesciet was. ende met vijftich tgheubureren. Ende elc had en offereden een bornende kerse. Ende Willem voers offerden dertien pont was. ”
Mirakel 8
24 december 1382
Vroelijn Eppensae, woonachtig te Dortmund, was gedurende drie jaar doof. In Vlaanderen vertelde men hem over Maria van ‘s-Hertogenbosch, Dank zij haar werd hij spoedig genezen. Hij volbracht de bedevaart en offerde een hoofd van zestien lood zilver.
”Int jaer ons Heren dusent CCCLXXXII op Kersavonden quanm voir Onser Vrouwenbeelt voirs. Vroelijn Eppensae vanDorpmonde ende liede ende konde openpaerlijc, hoe dat hij 3 jer lanc doef had geweest, sodat hij niet en hoerde; men moest hem sonderlinge lude roepen. Ende des hoerde hij in Vlaenderen seggen vanden miraculen ende ghenaden, die voir Onser Vrouwenbeelt voirs. dagelijks ghescien . Ende des gheloefde hij sijn bevarde voir Onser-Vrouwenbeelt voirs. opdat hij wael horende moes werden. Ende also scier als hij dese bevarde aldus geloeft hadden, wo wardt hij bet horende ende van dage te daghe bet horenden, sodat hi op den Kersavonden voirs quam voir Onser-Vrouwenbeelt voirs. ende dede dair sijn bevarde ende sijn offerande ende offerde air een sliveren hoeft, dat woech 16 loet Zilvers. Ende kende ende liede dair, dat hi wael hoerde, gelijk men oec van in der waerheyt. Ende hierbi waeren her Art vanden Hout, her Lonijns vanSCijnle Artssoen, her Mathijs Scilder, Vranc vanGhestel, Goedevart Sceyvel, Jan Lysscap, Art Berwout. ”
Mirakel 9
28 december 1382
Albrecht, de natuurlijke zoon van Albrecht Loze van Dynter, woonachtig te Schijndel, was op 24 december op weg van Vlaanderen naar Zevenbergen, toen hij voor een spion werd aangezien en gevangen gezet. Zodra hij Maria van ‘s-Hertogenbosch aanriep, braken de ijzeren banden waarmee hij geketend was. Hij sprong uit de gevangenistoren in de gracht en kwam ongedeerd aan land. Uit dank volbracht hij zijn bedevaart in wollen kleren en barrevoets, en – de laatste mijl – ongekleed.
“Item int jaer der gheerboert ons Heren MCCCLXXXIII op Alrekijnderdach quam voir dat voirs. beelt van Onser Vrouwen Aelbrecht, natuerlijk soen Aelbrechts Loze van Dynter, van Scijnle ende segede dair openbaerlijc, dat hij nu op woensdach lestwerfleden hadde geseten gevangen tot Sevenbergen ende comen uyt Vlaenderen tot Zevenbergen ende hadde heren Arts briefbusse van Hoemen aen hem. Ende omdat die busse niet ghesloten en was, so segeden die lude van Zevenbergen: hij weer een verspiere ende een verrader; hi moest er doit om sijn. Ende namen den voirs. Aelbrecht ende legeden hem in denhogen toeren aldair en settene in enen swaer ghevenckenis ende in enen stercken stoc ende sloten dien stoc sterc toe.Ende dairtoe sloten sij den voirs. Aelbrecht endespienen hem swaerlijckenmet negen yseren banden ende en ghaven niet den luttel water ende broets. Ende doen riep die voirs. Aelbrecht aen Onser liver, genediger Vrouwen, der maget Marien, ende geloefde terichts sijn bevarde voir Onser-Vrouwenbeelt voirs. opdat hij vertroest ende verloest moest werden. Ende also scier als hij verloest weer, so soude hij terichts sijn bevarde doen voir dat voirs. beelt wullen ende bervoet, teyndt dat hij in eenre milen na Tshertogenbossche queem, ende als hij an eenre milen naTshertoghenbossche queem, dathij dan die bevarde voirs. voert doen soude naect. Ende also scier als Aelbrechts voirs aldus ons lieve, ghenedige Vrouwe Aengeruepen hadde ende sijn bevarde aldus geloeft hadde, so spranc terichts die stoc op ende gaf enen groten crake ende alle die 9 yseren banden die sprangen op, sodat Aelbrechts voirs. terichts sijn been na hem trecte. Ende was tewael vri ende onghespannen ende spranc vanden hogen toren neder in dat water ende quam voert op dlant sonder enich quetsuere.
Ende quam op den voirs. dacht voir Onser -Vrouwenbeelt voirs. ende danct ende lovede Onser Lieve Vrouwen vander genaden ende gracien, die hem gesciet was. Ende swoer ten Heyligen op die heylich ewangelie, dat dit alles gesciet weer, ghelijk voirs. is. Ende hier waren bi her Art vanden Hout, die deken vanWoensel, her Lonijs van Scijnle Artsoen,Vrang van Ghestel,Goedevart Sceyver, Art Berwout, Adaem van Mierd. ”
Mirakel 10
17 januari 1383
Gerrit van Graes, woonactig te Brugge, diende in het leger als vaandeldrager, in een veldslag in Vlaanderen. Zijn partij leed zware verliezen, doch hij kwam ongedeerd uit de strijd dankzij Maria. Hij volbracht de bedevaart.
“Item int jaer der gheerboert ons Heren MCCCLXXXIII op Sente-Antonijsdacht quam voir Onser Vrouwenbeelt voirs. in Tshertoghenbossche Gerijt van Graes vanBrugge ende segede,hoedat hij tot anderen tiden in Vlaenderen in enen strijt was, dair hij enen standart droech. Ende doen hij te strijdtwart trecte, doe riep hi Ons Vrouwe aen ende geloefde sijn bevarde voir Onser-Vrouwenbeeld ende sijn offerande dair te doen, opdat hij vandaer wedercomen moest ongesceynt ende ongescaedt ende met eren. Des vielt, dat sij partie dien strijt verloren ende dat volc van sijnre partien almeest doit bleeft ende after hem doet lach 10 hoecht, die een op den anderen. Ende dair riep hij Onse Vrouwe aen, gelijjc hij voir hadde gedaen, ende hadde stercke gelove op Onser Vrouwen ende ontquam vandair als wast sake, dat die viandenop hem seer sloegen ende staken, sodat hij niet en weet, hoe dat hij vandair mocht comen dan bi der hulpen ende genadenvan Onser voirs. Vrouwen.
Ende dit tughede Gerijt voirs. op de voris, dach in der kercken van Tshertogenbossche; dairbij waren her Art van den Hout, her Peter Lebben, Vranc van Ghestel, Goedevart Sceyvel, Rover van Lyt ende voer goider ander luede.”